Concurrentie tussen partijen bij TK2021
door Dennis Brouwer en Maurice de Hond
Vanuit de afzonderlijke uitslagen per stembureau (waarvan we er ruim 10.000 in de analyse hebben meegenomen) is op een speciale manier na te gaan in welke mate de afzonderlijke partijen vaak of juist niet vaak samen op dezelfde plekken voorkomen. En dat is waarschijnlijk een goede indicatie van welke partijen met elkaar om (groepen) kiezers concurreren. Er wordt getalsmatig vastgesteld in welke mate er een samenhang is tussen de stembureau-uitslagen van de afzonderlijke partijen en met behulp van een clusteringsalgoritme is dit redelijk duidelijk zichtbaar te maken.
Op de website van Pointer is een interactieve kaart te vinden van de uitslagen per stembureau in Nederland op 17 maart 2021.
De analyse-methode is gebaseerd op een aanpak die Dennis Brouwer (naast zijn studie sinds 2018 parttime Data Scientist bij Peil.nl) gebruikte tijdens zijn Masterscriptie, die hij in 2020 aan de Erasmus School of Economics voor zijn studie Data Science geschreven heeft, met de titel Forecasting final results by disentangling local trends during a commencing election race (is nog niet gepubliceerd). Voor dit nieuwe artikel is gebruik gemaakt van een versimpelde versie om de belangrijkste trends zo duidelijk mogelijk weer te geven.
Maurice en Dennis tijdens de Europese verkiezingsavond bij GeenStijl in mei 2019
Als de samenhang tussen partijen hoog is, dan strijden die partijen vermoedelijk als het ware om dezelfde kiezers. Als er een sterk negatieve samenhang is dan is dat juist niet het geval en komen kiezers van deze partijen elkaar waarschijnlijk minder vaak tegen.
Op basis van 10735 stembureaus hebben we deze analyse gemaakt. De grafiek laat de (statistisch significante) resultaten zien. De groene kleur geeft aan dat een positieve samenhang is en de paarse kleur dat er een negatieve samenhang is. De omvang van het bolletje geeft aan de mate waarin de samenhang is binnen die specifieke categorie, zoals aan de rechterkant is aangegeven.
De twee grootste positieve correlaties, die we zien, zijn die tussen D66 en Volt en tussen Denk en Nida. Dus ruim boven de 0,75 (met 1 als hoogste waarde). De twee grootste negatieve correlaties zijn tussen PVV en D66 en tussen CDA en GroenLinks. Kiezers van PVV en D66 stemmen dus op heel verschillende plaatsen. En hetzelfde geldt voor CDA-kiezers aan de ene kant en GroenLinks-kiezers aan de andere kant.
Verder valt op dat GroenLinks, de Partij voor de Dieren, Volt, D66 en BIJ1 samen onderling vaak voorkomen. En een andere groep die we vaak samen zien zijn FvD, PVV en Code Oranje. Interessant om op te merken is dat JA21 in grotere mate met de VVD lijkt te concurreren dan met PVV en FvD. Als deze trend doorzet zou JA21 de groep kiezers die op een partij rechts van de VVD stemt kunnen verbreden. De VVD heeft aan de andere kant weer weinig verbanden met alle linkse partijen. VVD-ers wonen zo mogelijk minder vaak samen in hun wijk met linkse kiezers. De partij komt echter wel vaker samen voor met 50Plus (waar de partij ook ten opzichte van de vorige verkiezingen van heeft gewonnen) en met het CDA.
We zien dat het CDA relatief vaak samen voorkomt met de BoerBurgerBeweging. Beide partijen doen het goed op het platteland en dan in het speciaal in een strook gemeenten van Friesland tot aan Overijssel. Het CDA komt ook relatief wat vaker samen voor met VVD, 50Plus, PvdA en ChristenUnie. Allemaal partijen die het goed tot zeer goed deden bij de oudste groep kiezers, hetgeen verklaard kan worden door het tellen van de briefstemmen onder 70-plussers per gemeente als los stembureau. De SGP komt zoals verwacht zou kunnen worden vaak samen voor met de ChristenUnie en de PvdA met de SP. Bij de PvdA valt ook nog op dat de partij weinig samen voorkomt met VVD, FvD en JA21, maar dit is een stuk minder het geval in combinatie met de PVV. Daar is mogelijk nog wel wat overlap.
Per partij is goed te zien met welke andere partij er hoge positieve correlaties zijn en met welke hoge negatieve correlaties. De partijen met hoge positieve correlaties concurreren vermoedelijk sterk met elkaar om de kiezers. Andersom komen de kiezers van partijen die samen een negatieve correlatie hebben weinig samen voor. Daar is waarschijnlijk weinig concurrentie tussen.
Dit zijn belangwekkende patronen, die ook een bevestiging zijn van de grote mate van tweedeling in de samenleving. Niet alleen opleiding speelt daarbij een rol, maar ook of men t.a.v. de veranderingen in de wereld in de laatste 20 jaar met name denkt meer kansen gekregen te hebben of juist meer bedreigingen ervaart.
Op dat onderwerp in relatie tot TK2021 gaan we de volgende keer in.