3 weken voor de verkiezingen tekenen de contouren van de uitslag zich af
Zetelpeilingen
Ook deze week zien we beperkte verschuivingen in politieke voorkeur. BBB lijkt weer in de lift te zitten en ook de VVD herstelt verder. Dit gaat mede ten koste van JA21. Per saldo zien we deze week dat de ChristenUnie terug is gevallen naar de uitslag van TK2021 (5 zetels) en ook PvdD is 1 zetel van de winst sinds TK2021 kwijt (naar 8).
In welke mate daar de komende drie weken nog veranderingen in zullen komen lijkt met name bepaald te gaan worden door de mate waarin de belangrijkste crises kort voor de verkiezingen gaan opspelen. Het feit dat er – in tegenstelling tot vorige keren – geen RTL-debat is, dat enkele weken voor de verkiezingen plaats vindt, zal ook de kans op nog grote verschuivingen doen verminderen. In het verleden was het RTL-debat met regelmaat een “game-changer”, waarbij trends veranderde of nieuwe trends werden ingezet.
De prognose voor de uitslag van de Eerste Kamer is wat complexer, omdat het enerzijds afhankelijk is van de uitslag per provincie en anderzijds omdat vervolgens de stemming voor de zetelverdeling in de Eerste Kamer mede bepaald wordt door de afspraken, die er tussen de partijen wordt gemaakt over het stemgedrag van de leden van de 12 Provinciale Staten.
Bij de uitslag van de verkiezingen van de Provinciale Staten is ook de opkomst een belangrijke component. Maar bij de stemming onder de leden van de Provinciale Statenverkiezingen zelf speelt die opkomst weer geen rol. Dan is het aantal inwoners van de provincie doorslaggevend. En dat kan tot een wat andere uitslag leiden. Zo zorgt voor de wat hogere opkomst bij de verkiezingen in de provincie Utrecht ten opzichte van de provincie Noord-Brabant dat bij de samenstelling van de Eerste Kamer de opgekomen kiezers in Utrecht wat minder doortellen bij de uitslag dan de opgekomen kiezers in Noord-Brabant.
Het effect van het verschil in opkomst per provincie zorgt ervoor dat de landelijke uitslag van de Provinciale Statenverkiezing niet zonder meer omgezet kan worden in een uitslag van de Eerste Kamer. Dit effect kan 1 zetel per partij gaan schelen. De differentiatie per provincie van de opkomst zou deze keer wat anders kunnen zijn dan bij vorige verkiezingen, mede doordat er grotere regionale verschillen in stemgedrag aan het ontstaan zijn.
Met dit soort voorbehouden in aanmerking genomen, is dit de beste vertaling van de zetelverdeling van de Eerste Kamer op basis van de landelijke prognose van de uitslag van de Provinciale Statenverkiezingen:
Twee partijen maken de meeste kans om de grootste te worden, de VVD en GroenLinks/PvdA combinatie. Hoewel in 2019 FVD nog wel op het laatst voorbij de VVD ging, valt het te betwijfelen of BBB ook tot zo’n sprint in staat is. Dat is mede moeilijker dan in 2019 omdat er meer concurrentie is voor die partij dan FVD toen had en het feit dat er geen RTL-debat is.
De kans is groot dat de regeringscombinatie minder zetels in de Eerste Kamer krijgt dan de vorige keer (32). Dat lijkt dan vooral te wijten aan het CDA, die nu op 4 zetels verlies staat ten opzichte van 4 jaar geleden.
De regeringscombinatie plus GroenLinks/PvdA staan nu op 40 zetels in de Eerste Kamer. Maar er is nog een kans dat ze samen niet de meerderheid van minstens 38 zetels zullen halen. Dat zal echter alleen kunnen gebeuren als PVV+BBB+JA21+FVD+BVNL meer halen dan 25 zetels samen. Nu zijn het er 24.
De impact van de verschillende crises
Door aan de kiezers een lijstje van crises voor te leggen en te vragen over welke ze zich het meeste zorgen maken kan een goed beeld gegeven worden van de forse verschillen, die daar bij de kiezers van de verschillende partijen over zijn. Men mocht uit een lijstje van 12 crises maximaal drie kiezen. Hieronder de uitslagen van de zes crises die het meest genoemd werden. De partijen zijn geordend op hun antwoord op de crisis waar de uitslagen van de verschillende partijen het meest uiteenliep. De twee crises met de grootste verschillen en het meest tegengesteld beeld staan in de eerste grafiek:
Bij de meeste partijen zien we haast een spiegelbeeld van scores op deze twee crises. We zien forse verschillen bij de kiezers van de regeringspartijen. D66 laat scores zien die vrijwel identiek zijn aan die van GroenLinks en PvdA. Maar kiezers van VVD en CDA vinden immigratie vaker een probleem waar ze zich zorgen over maken dan het klimaat.
Bij de volgende twee crises zien we minder uitgesproken verschillen. Maar bepaalde verschillen zijn wel veelbetekenend.
Ook de laatste twee crises laten goed zien wat de verschillen zijn tussen de huidige kiezers van de verschillende partijen.
Hoezeer het verschil is tussen de huidige kiezers van de verschillende partijen is ook goed te zien bij de reactie op de vraag “komt u nu minder makkelijke rond dan voorheen?”. Dit zijn de resultaten per partij.
Kiezers van drie van de vier regeringspartijen (D66, VVD en ChristenUnie) scoren hier de laagste percentages. Alleen bij kiezers van het CDA is de score 50%. Bij kiezers van BBB, FVD, BVNL, PVV en SP is de score ruim boven de 50%.
Als gekeken wordt naar deze scores in relatie tot de keuze bij TK2021 dan valt het volgende op dat zowel bij D66 als bij de VVD de kiezers die toen nog wel die partij stemden en nu niet meer voor meer dan 50% (!) aangeven nu minder makkelijk rond te komen. Bij de andere partijen is het verschil minder groot.