En toen was alles anders (de electorale aardbeving van 1 april 2021)
Het debat van 1 april jl. naar aanleiding van de uitgelekte notitie van de verkenners heeft gezorgd voor ingrijpende veranderingen van opvattingen onder de kiezers. Slechts 15 dagen na de verkiezingen, waarbij de partij van premier Rutte voor de vierde keer in 11 jaar de grootste werd. Die veranderingen zullen ongetwijfeld grote gevolgen hebben voor het Nederlandse politieke landschap in de komende jaren.
Vijf weken geleden schreef ik in de aanloop naar de verkiezingen “Komt de lont nog in het kruitvat?”. De insteek was dat we aan de ene kant nog weinig verschuivingen zagen van week tot week, maar aan de andere kant onder de oppervlakte toch veel potentiele verschuivingen tussen partijen waarneembaar waren. In de laatste 10 dagen voor de verkiezingen won D66 nog ongeveer 10 zetels, waardoor o.a. de vier regeringspartijen hun meerderheid in de Tweede Kamer behielden.
Terwijl er bij de uitslag duidelijk sprake was van een versplintering van het politieke landschap waren er per saldo minder zetels verschoven dan bij de eerdere verkiezingen deze eeuw.
Velen verbaasden zich erover dat de toeslagenaffaire zo weinig invloed had gehad op de verkiezingsuitslag.
Door een bijzondere speling van het lot heeft de toeslagenaffaire, maar op een andere manier dan vooraf gedacht, toch nog wel een kolossaal effect op het Nederlandse electorale en politieke landschap. Want door het uitlekken van de notitie met daarop “Pieter Omtzigt; andere functie” en de wijze waarop premier Rutte en de verkenners daarmee zijn omgegaan, is het electorale en politieke landschap plotsklaps ingrijpend veranderd.
Ons onderzoek, dat grotendeels gisteren liep en bijna 4000 ondervraagden betreft, gaat in op de electorale positie van de verschillende partijen, in relatie tot de ontstane situatie. Zowel voor wat betreft de aanhang van de verschillende partijen als de opvattingen rondom de vorming van het kabinet met name de positie van premier Rutte.
Electorale verhoudingen
We starten met onze normale weekpeiling. Met de vraag: wat zou men stemmen als er vandaag Tweede Kamerverkiezingen zouden zijn. Dan zien we deze uitslag met een verlies van de VVD van 6 zetels t.o.v. de verkiezingsuitslag. De VVD staat nog maar 3 zetels voor op D66:
Maar deze peiling laat maar ten dele zien hoe het onder de oppervlakte borrelt. Op een speciale manier wordt dat zichtbaar gemaakt.
Daarbij hebben we een aantal (hypothetische) situaties voorgelegd aan de kiezers om te zien hoe hun electorale voorkeur dan zouden zijn als we bepaalde componenten toevoegen of weghalen. Dit drukken we dan uit in zetels per partij. Naast de peiling van vandaag krijgen we dan nog drie andere uitslagen.
Dat is natuurlijk niet een prognose voor een verkiezingsuitslag. Maar laat wel zien in welke richting de grote verschuivingen gaan vanuit enerzijds de zeer sterke positie onder de kiezers van Pieter Omtzigt en aan de andere kant de enorme verwevenheid van de electorale positie van de VVD met de populariteit van Mark Rutte.
Deze tabel is ook gemaakt met daarin de verschillen t.o.v. de verkiezingsuitslag van 17 maart.
Positie Mark Rutte
Ten aanzien van het vervolg van de formatie is het van belang om te zien hoe de kiezers reageren op de positie van Mark Rutte. Via twee grafieken is dat goed aan te geven.
Aan de ondervraagden is voorgelegd wat zij gedaan zouden hebben als zij in de Tweede Kamer hadden gezeten en over de twee moties hadden moeten stemmen. Dus de motie van afkeuring en de motie van wantrouwen. Dit wordt dan afgezet tegen de partij die men op 17 maart heeft gekozen. 54% van de Nederlanders had dan voor de motie van wantrouwen gestemd, 26% ook voor de motie van afkeuring. En 20% van de Nederlanders zou voor geen van de twee moties gestemd hebben. Ook onder de kiezers van de VVD zou 37% voor één van de twee moties gestemd hebben.
Ten slotte is de vraag gesteld of me vindt dat de partij waarop men op 17 maart gestemd heeft aan een nieuw kabinet zou moeten gaan meedoen als Mark Rutte de premier zou worden. Ook die antwoorden zijn heel duidelijk. Bij de kiezers van de huidige drie regeringspartners is een duidelijke meerderheid, die vindt dat die partij niet met Mark Rutte moet gaan regeren. (D66: 68%, CDA: 57% en ChristenUnie 57%). Alleen onder kiezers van JA21 is een kleine meerderheid er voor.
Natuurlijk zijn er in het verleden ook nog wel eens abrupte verschuivingen geweest in voorkeuren onder het electoraat naar aanleiding van ingrijpende gebeurtenissen in politiek Den Haag. Maar deze verschuiving op een politiek zo cruciaal moment (aan het begin van de formatie, terwijl er ook nog een grote crisis heerst) is ongekend.
Niet alleen zal dat grote gevolgen hebben voor de politieke situatie in Nederland, maar het zou ook wel eens kunnen leiden tot een keten van gebeurtenissen met als gevolg een ingrijpende herschikking van het electorale landschap.