Ook Nederland kent een sterke polarisatie in het electoraat
Ook deze week zien we geen verschuivingen in politieke voorkeur. De resultaten van de Amerikaanse verkiezingen leert ons weer veel over een trend, die ook in Nederland waarneembaar is.
Net zoals bij de Amerikaanse verkiezingen van 2016 horen en zien we in de Nederlandse media dit keer vooral verbazing dat zoveel mensen (toch weer) voor Trump gekozen hebben. In 2016 kreeg bij een wat lagere opkomst dan dit jaar Hillary Clinton 3 miljoen stemmen meer dan Trump (66 miljoen tegen 63 miljoen). Op dit moment lijkt Biden 5 miljoen meer stemmen te hebben gekregen (76 miljoen tegen 71 miljoen). Trump heeft dus 8 miljoen stemmen meer gekregen dan de vorige keer en Biden 10 miljoen meer dan Clinton de vorige keer. Besef daarbij wel dat er in 2016 nog 7 miljoen stemmen werden uitgebracht op andere kandidaten, dit jaar is het ongeveer 3 miljoen.
Uit de analyses in de VS lijkt de geringe verschuiving van de uitkomst vooral voort te komen uit het verschil in mate van opkomst tussen kiezers van de democratische partij tussen 2016 en 2020 en veel minder doordat er Republikeinen uit 2016 nu overgestapt zijn naar de Democraten.
Een polarisatie met een scherpe scheidslijn, die ik nu al een tijd beschrijf als de tegenstelling tussen Ajax- en Feyenoordsupporters. Die twee groepen supporters bekijken de wedstrijd met een compleet verschillende bril. Hebben weinig respect voor elkaar. En zullen niet van de ene club naar de andere club overlopen.
Maar ook degenen die de toon zetten in de media, zowel in de VS als vanuit andere landen (zoals Nederland) behoren ook tot één van die twee groepen. Hoewel zij denken dat ze objectief naar iets kijken, is hun bril ook meestal behoorlijk gekleurd. Nederland heeft altijd een behoorlijke voorkeur gehad voor Democratische kandidaten, dat is met de kandidatuur van Trump alleen maar meer geworden. (Bijna 20% van de Nederlanders zouden voor Trump gestemd hebben, meer dan 70% voor Biden).
Mede daardoor hoorde je de afgelopen dagen bij de talkshows met name verbazing over het feit dat er zoveel mensen gestemd hebben op Trump. Men is zelf een “Ajax-supporter” en begrijpt niet dat anderen “Feyenoord-supporter” kunnen zijn. En dan komen ze met argumenten, die door andere Ajax-supporters worden gedeeld, maar dat is niet het geval bij de Feyenoord-supporters. Of zij zien een andere werkelijkheid of zij vinden de genoemde argumenten helemaal niet belangrijk. (Zowel bij de Provinciale Statenverkiezingen als nu bij de Amerikaanse verkiezingen vind ik Barbara Baarsma een schoolvoorbeeld hiervan. Als ze oproept tot eenheid dan is het de eenheid binnen de groep Ajax-supporters).
Ook in Nederland
In Nederland is iets vergelijkbaar aan de hand. Het wordt wat gemaskeerd doordat ons meerpartijen systeem omdat de tweedeling in Nederland niet 50-50 is, maar eerder 70-30.
In september 2016 heb ik de antwoorden op twee vragen gevonden, die in combinatie met elkaar, die polarisatie goed liet zien. Die analyse heb ik sindsdien vaker uitgevoerd en het was en is opmerkelijk hoe groot de stabiliteit er van is.
De twee vragen waren “Maakt u zich zorgen om uw financiele toekomst?” en “Als u de ontwikkelingen overziet van de afgelopen 5 à 10 jaar vindt u dan dat die voor u meer kansen biedt of meer bedreigingen hebben opgeleverd”. Dit zijn de cijfes van dit moment:
Bijna de helft van de Nederlanders maken zich op dit moment zorgen over hun financiele toekomst, maar dat was 4 jaar geleden ook ongeveer zo. Het is fascinerend om vast te stellen dat deze tabel in de periode van 2016 tot nu amper veranderd is. Ook in de afgelopen 7 maanden zien we slechts kleine verschuivingen!
Als we deze vraagcombinatie als insteek nemen om de stemvoorkeuren te zien dan zien we ook een grote mate van stabiliteit.
Er zijn drie groepen partijen:
- PVV, FVD, SP en 50PLUS met een sterke oververtegenwoordiging van mensen die zich wel zorgen maken over hun financiele toekomst en mensen die vooral bedreigingen zien.
- VVD, CDA, D66 en GroenLinks met een duidelijke oververtegenwoordiging van mensen die zich geen zorgen maken over hun financiele toekomst en van mensen die vooral kansen zien.
- PvdA, PvdD en CU+SGP die er tussenin zitten.
Het lijkt erop dat als kiezers van partij wisselen ze ,dat voor het overgrote deel doen binnen die hoofdgroepen. Maar de omvang van die hoofgroepen is vanaf 2016 weinig gevarieerd.
PVV, FVD, SP en 50PLUS scoorden bij de metingen tussen 2016 en 2020 tussen de 30% en 33%. VVD, CDA, GroenLinks en D66 haalden bij die metingen tussen de 40 en 45%. En de derde groep scoorde tussen de 15 en 20%.
Hoe onderscheidend die twee hoofdvragen zijn blijkt wel als de electorale vooorkeuren worden bekeken: Degenen die zich zorgen maakt over zijn financiele toekomst en vooral bedreigingen zien stemmen voor 56% PVV, FVD, SP of 50PLUS en 20% VVD, CDA, D66 of GroenLinks. Bij de groep, die zich geen zorgen maakt over zijn financiele toekomst en vooral kansen ziet, zijn de cijfers vrijwel andersom: 11% tegen 63%.
Zoals gezegd zien we in de tijd wel verschuivingen binnen de groepen, maar amper tussen de groepen. Dat kan het best aangetoond worden met een vergelijking van de uitslag van de groepen t.o.v. die van de Provinciale Staten verkiezingen.
Eerst de groep PVV,FVD, SP en 50PLUS
Terwijl er tussen de partijen grote verschuivingen hebben plaatsgevonden binnen de groep (met name tussen FVD en PVV) zijn de totalen vrijwel hetzelfde.
Ook bij de volgende groep partijen zien we iets vergelijkbaars. Alleen zien we bij de VVD een relatief sterke toename van de groep die zich wel zorgen maakt en bedreigingen ziet. Vermoedelijk zijn dat met name ondernemers, die andere antwoorden geven op de twee kernvragen dan ze 8 maanden geleden zouden hebben gedaan.
Bij de derde groep zien we de minste verschuivingen. Daarbij dient aangetekend te worden dat in november 2019 de PvdA op 13% stond, waardoor de hele groep iets groter was. Maar ook toen was er qua score weinig verschil tussen de vragen rondom zorgen en kansen/bedreigingen.
Juist bij een sterke polarisatie zie je deze vorm van stabiliteit tussen de groepen. Als er verschuivingen zijn dan zijn binnen de groepen zelf.
Mede gezien de ervaringen in de VS leert dit ons het volgende:
- De uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021 zal ook in lijn blijven van dit patroon. PVV, FVD, SP en 50PLUS zullen bij elkaar rond de 30% halen. VVD, CDA, GroenLinks en D66 zullen samen rond de 45% halen. Alleen als de PvdA nog duidelijk zou aantrekken dan zal die score wat lager zijn,
- De strijd bij de Tweede Kamerverkiezingen zal met name gaan in welke mate men de eigen (groep) kiezers kan laten opkomen. Daarbij spelen de voorgenomen plannen om te mogen stemmen per post een pikante rol. In de VS is er veel gestemd per post. Het zou best kunnen dat de hogere opkomst in de VS daardoor vooral is ontstaan. Maar in Nederland is men alleen van plan om kiezers boven de 70 jaar dat recht te geven. Dat zou best eens wat kunnen gaan uitmaken bij die verkiezingen. Want als daardoor relatief gezien die groep boven de 70 wat beter “opkomt” dan zal dat de partijen die vooral oudere kiezers hebben (CDA en PvdA met name) daar wat voordeel uit zullen trekken.
- Ten slotte is het van belang dat we in Nederland ons veel beter bewust worden van een polarisatie, die maar weinig verschilt van die van de VS. Alleen is de ene groep niet ongeveer de helft, maar bijna een derde. Dat neemt niet weg dat zowel de andere partijen als degenen die de Nederlandse politiek in de media beschouwen en becommentarieren zich van deze tweedeling bewust moeten zijn en vooral moeten kijken of er vormen van overbrugging mogelijk zijn. Want anders zal die polarisatie nog verder toenemen met alle gevolgen van dien. Met het vingertje wijzen naar de situatie in de VS is wat minder productief dan te zoeken naar oplossingen in Nederland.
Misschien zal het verkiezingsresultaat van 17 maart 2021 een dusdanige puzzel opleveren om een regering te vormen, dat het een moment zal zijn waarop we nieuwe wegen moeten zoeken om een regering tte vormen en een stelsel op te tuigen waar de polarisatie niet toeneemt, maar afneemt.