De gemeenteraadsverkiezingen van 6 maart 2002
Twintig jaar na de moord op Fortuyn zijn er veel terugblikken geweest. Ook over de electorale positie van Fortuyn en de gevolgen sinds zijn aantreden in de politiek. Die waren toen, maar ook erna groot. Via cijfers is daar een interessant beeld van te geven. Maar ook een inschatting van wat de toekomst zal brengen.
Bedenk daarbij dat tussen 1999 en september 2002 ik geen peilingen uitvoerde. Maar volgde de politieke en electorale ontwikkelingen natuurlijk wel op de voet en was betrokken bij een tv-programma vlak voor de verkiezingen van 2002 met de titel “Waar stem ik op?” door producten Reinout Oerlemans met een onderzoek waar 400.000 Nederlanders aan meededen.
Op basis van de hoge scores die Leefbaar Utrecht en Leefbaar Hilversum in de negentiger jaren hadden behaald, voorspelde ik direct na de Tweede Kamerverkiezingen van 1998, grote electorale veranderingen. Dit stond in Het Parool, één dag na de Tweede Kamer-verkiezingen van 1998.
Toen Fortuyn in augustus 2001 aankondigde de politiek in te gaan en later bleek lijsttrekker te zullen worden van Leefbaar Nederland,zei ik dit in een interview met Robert Vuijsje in De Nieuwe Revu.
In dit overzicht treft u andere uitspraken aan, die ik tot en met maart 2002 heb gedaan over de electorale opkomst en kansen van Fortuyn. De dag nadat Leefbaar Rotterdam uit het niets 35% (!) had gescoord bij de gemeenteraadsverkiezingen schreef ik het volgende in Het Parool.
Daarbij was een belangrijke boodschap dat, terwijl bij het exit-onderzoek van de gemeenteraadsverkiezingen gesteld werd dat de LPF landelijk op 18 zetels zou staan, ik aangaf dat dit een forse onderschatting was. Mijn inschatting was dat de LPF op dat moment, twee maanden voor de verkiezingen, al minstens op 28 zetels stond.
LPF de grootste begin mei 2002
Terwijl rond 1 mei in de peilingen van De Politieke Barometer de LPF nog maar op 19 zetels stond en de PvdA op 32, gaf de onderzoeker Van Dijk van Intomart op de ochtend van de moord op Fortuyn aan dat hij dacht dat de score al bijna 40 was en dat de LPF de grootste partij zou worden. Het artikel is de moeite waard om het nog eens terug te lezen.
Deze visie van Intomart was in lijn met de cijfers, die ik ook inschatte. Zeker door de uitslag van Rotterdam in maart en het feit dat die veel beter was geweest dan de peilingen er kort voor. Ik heb dat zelfs desgevraagd op de ochtend van de moord ook aan Fortuyn doorgegeven, nadat hij De Volkskrant had gelezen met dit bericht en wilde weten hoe reëel die inschatting was.
Direct na de verkiezingen van 15 mei 2002 heb ik voor kranten een analyse gemaakt van de uitslag met daarin het ingeschatte verloop tussen 5 en 15 mei op basis van het ondervragen van 400.000 deelnemers aan het SBS-programma “Waar stem ik op?”. Met ook de vraag waar men electoraal had gestaan op 5 mei. Dit was dan het verloop.
Uit dit overzicht blijkt heel duidelijk dat na de moord op Fortuyn de electorale keuze van de LPF ging dalen en daar het CDA sterk van profiteerde. Die stond met de nieuwe lijsttrekker Balkenende immers op 5 mei nog maar op 31 zetels. In dit stuk in GPD ging ik daar nog wat dieper op in.
Omdat de peilingen van de Politieke Barometer de LPF echter kort voor de moord slechts rond de 20 zetels had staan, was hun analyse dat de LPF na de moord electoraal nog gestegen was. Maar dat is absoluut niet het geval geweest. Het CDA heeft electoraal in die laatste 9 dagen juist fors gewonnen, door die daling van de LPF en daarmee startte het premierschap van Balkenende voor een periode van 8 jaar. (Of Fortuyn bij een uitslag van rond de 40 zetels inderdaad premier was geworden is natuurlijk een andere kwestie).
De ruzie die binnen het LPF ontstond kort na het aantreden van het kabinet CDA, VVD, LPF en de val van het kabinet in oktober 2002 zorgde ervoor dat bij de verkiezingen van januari 2003 het LPF terugviel naar 8 zetels.
De electorale ontwikkelingen sinds 2002
Juist als we de electorale ontwikkelingen bekijken van de drie grootste partijen samen sinds 1989 en die van een groep partijen die met name kiezers aantrekken van de groep die in de Atlas van Afgehaakt Nederland staan omschreven (Josse de Voogd en René Cuperus) zien we dit opvallend patroon.
CDA + PvdA + VVD zijn gedaald van 82% in 1989 naar 36% in 2021. Een heel sterke daling.
In 2002 zien we dat de combinatie van partijen, waarin o.a. LPF, PVV en SP abrupt naar 24% zijn gestegen, door met name de LPF. Die als Fortuyn niet vermoord was nog eens 6% hoger had geweest (het totaal was dan 30% geweest). Maar ondanks de forse dalingen van de drie grootste partijen sinds 2012, zien we dat niet terug in een stijging van die groep partijen! Bij de laatste verkiezingen haalden die samen 25%. Dat is dus vrijwel hetzelfde percentage als die combinatie van partijen in 2002 haalden.
De electorale ruimte is in die periode met name opgevuld door D66, GroenLinks, de PvdD.
Blijkbaar is er een soort stabiel electoraat voor die groep partijen (dus nu met name PVV, JA21, BBB, SP, FVD) van ongeveer een derde van de kiezers. Omdat die groep minder opkomt dan de andere kiezers zie je daarvan rond de 25% in de verkiezingsuitslag terug. In de peiling op dit moment van Peil.nl daarentegen staan die partijen op 32%. Maar daar is het effect van de opkomst niet in verdisconteerd.
Bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2019 stemde een fors deel van die groep kiezers FVD, die daardoor ineens de grootste werd (met 15%).
Dit patroon geeft aan dat die groep partijen blijkbaar rond de 25% haalt, ondanks het feit dat de drie grote traditionele partijen nog maar 36% halen! In 2002 was dat nog 58%.
De electorale ontwikkelingen na 2022
Of dit patroon in 2023 doorbroken zal worden bij de Provinciale Statenverkiezingen en later (in 2026?) bij de Tweede Kamerverkiezingen zal met name afhangen van de populariteit van de lijsttrekker(s) van die alternatieve partijen. (Zo scoort BBB inmiddels rond de 10 zetels in de peilingen op basis van de lijsttrekker Caroline van der Plas).
Dit electorale speelveld zou wel eens behoorlijk anders kunnen komen te liggen als Pieter Omtzigt met een eigen partij aan die verkiezingen meedoet. (Lijst Pieter Omtzigt – LPO?). Hij haalt namelijk niet alleen kiezers weg uit de oartijen, die nu in die gele kolommen staan, maar heeft ook een electorale aantrekkingskracht onder kiezers van de andere partijen. Bij de laatste peiling waar we Pieter Omtzigt hebben gemeten zou die partij 18% hebben gehaald, waarvan 12% afkomstig zou zijn van de partijen die nu in het gele blok staan. CDA+PvdA+VVD haalden dan nog maar 28% samen.
Wat belangrijk is om te beseffen daarbij is het volgende: Behoudens even kort tussen 2010 en 2012 (gedoogkabinet CDA-VVD door PVV) zijn de kiezers van die partijen uit de gele kolommen niet vertegenwoordigd in het landsbestuur. Terwijl het vertrouwen in de regering duidelijk aan het afnemen is en de wens tot een echt andere bestuurscultuur groot.
Het zal duidelijk zijn dat een nieuwe grote electorale schok zoals in 2002 slechts een kwestie van tijd is. Mocht Pieter Omtzigt die eigen partij gaan beginnen dan zal dat het moment zijn. Maar ook als hij dat niet gaat doen dan is – het net zoals na 1998 – wachten op de persoon, die wel een groot verschil zal gaan maken.