Linkse samenwerking
PvdA, GroenLinks en SP hebben aangekondigd te gaan samenwerken om te zorgen dat de verlaging van de winsbelasting van ongeveer 2,4 miljard euro voor grote bedrijven niet door zal gaan. ZIj zullen tegen de begroting voor 2021 gaan stemmen als die verlaging er nog in staat. Gezien het feit dat in de Eerste Kamer de regering 6 zetels tekort komt voor een meerderheid zou deze linkse samenwerking voor de regering een groot obstakel kunnen zijn.
Van alle Nederlanders is 29% voor het verlagen van die winstbelasting en 53% tegen. Alleen bij kiezers van VVD en CDA zijn er meer voorstanders dan tegenstanders. Bij kiezers van PvdA, GroenLinks en SP is ongeveer 10% voor.
Dat de drie linkse partijen over dit onderwerp een lijn trekken wordt door 47% van de Nederlanders als positief beoordeeld en 26% negatief. Onder kiezer van die drie partijen is vrijwel niemand daar negatief over. Onder de kiezers van D66 is 49% positief en 25% negatief. Degenen die positief zijn over deze samenwerking onder de D66-kiezers zijn in overwegende mate ook kiezers die PvdA of GroenLinks een kans geven op een stem.
In het velengde van deze samenwerking zijn er ook voorstellen tot een verdere samenwerking bij de volgende verkiezingen.
39% van de kiezers reageert positief op een stembusakkoord tussen PvdA, GroenLinks en SP, waarin een aantal inhoudelijke afsrpaken en het trekken van één lijn bij de regeringsvorming. Ten aanzien van een dergelijke akkoord van PvdA en GroenLinks is 37% er voor.
Het overzicht naar het huidig stemgedrag geeft een interessant beeld. Onder de kiezers van de 2/3 partijen, waar het over gaat, zijn bij SP en PvdA ongeveer 70% positief over een stembusakkoord en bij GroenLinks 80%.
Maar de kiezers van deze drie partijen zorgen slechts voor ongeveer de helft van degenen die hier positief over zijn. Zo zien we bij VVD- en CDA-kiezers tussen de 15 en 20% positief. En bij D66 tussen de 30 en 40%.
Dat betekent echter niet dat degenen die positief zijn en tot de andere partijen behoren dan de betrokken 2/3 hierdoor eerder een van die drie partijen zal stemmen. Dat is ook goed te zien bij de kiezers van FVD en PVV. Daar zien we ook een deel van de kiezers positief (tussen 7% en 17%). Maar er is vrijwel niemand die nu FVD of PVV stemt, die PvdA of GroenLinks een kans geeft op een stem. Alleen de SP wordt in beperkte mate genoemd.
Uit deze resultaten is dus niet onomstotelijk af te leiden dat een stembusakkoord tot meer of minder kiezers zal leiden bij de Tweede Kamerverkiezingen.
Ik denk dat bij de aanstaande verkiezingen het onderwerp “wie wordt de volgende premier?” een veel belangrijker effect op de campagne en de uitslag zal hebben. Met name doordat het CDA met een nieuwe lijsttrekker gaat komen, die wel als mogelijke premierkandidaat gezien zal worden door ook anderen dan de huidige CDA-kiezers.
Daarbij zal het voor het eerst zijn dat er zowel bij VVD als CDA een echte premierkandidaat zal zijn met een kans om de grootste te worden. Voor 2010 was er alleen maar een kandidaat van het CDA en van de PvdA. In 2010, 2012 en 2017 die van VVD en PvdA.
Het lijkt logisch dat, mede door de versplintering van het electorale landschap, er dit keer ook nog een derde (Asscher of Klaver) en wellicht een vierde (Wilders of Baudet) in het spel kan komen.
Net zoals bij de meeste verkiezingen in de laatste 20 jaar zal het eerste debat (traditioneel die van RTL, enkele weken voor de verkiezingen) een sleutelrol kunnen vervullen welke van de genoemde lijsttrekkers “doorgaan naar de finales”. In 2003 zorgde dat debat voor de lancering van Wouter Bos en in 2012 voor die van Diederik Samsom.