De nieuwe ‘verzuiling’ van Nederland.
Via twee invalshoeken zullen we deze week en volgende week een beeld geven van de polarisatie binnen het electoraat en de mate waarin de tegenpolen in eigen bubbels verkeren.
Deze week zoomen we in op de grote afstanden tussen de verschillende blokken van het electoraat en komen tot de conclusie dat er sprake is van een nieuwe vorm van verzuiling in de Nederlandse samenleving.
In de eerste grafiek wordt weergegeven, welke partijen kiezers een kans geven op een stem (ook al is die klein), afgezet naar de partij die men nu aangeeft te stemmen.
Gemiddeld worden er per kiezer bijna 2 partijen genoemd. De percentages geven aan hoeveel procent van de kiezers van dit moment van de partij genoemd bovenaan de kolom ook de partij een kans geven aan de partij van de desbetreffende regel. Dus 27% van de huidige VVD-kiezers geven het CDA ook een kans op een stem. En 33% van de huidige CDA-kiezers geven de VVD ook een kans op een stem.
Duidelijk zien we deze drie blokken. Binnen de blokken relatief hoge percentages en tussen de blokken heel lage percentages:
- VVD en CDA,
- GroenLinks, PvdA, PvdD en SP,
- FVD, PVV en 50PLUS.
D66 overlapt met het eerste en een deel van het tweede blok. ChristenUnie en SGP vormen een eigen blokje, met een verbinding naar het CDA. Denk is niet in dit onderzoek opgenomen, wegens het niet beschikken over een representatieve steekproef van mogelijke Denk-kiezers.
Nog duidelijker zien we de blokvorming als gevraagd wordt welke partijen men denkt in de toekomst nooit te zullen gaan stemmen. (Men mocht dan maximaal 6 noemen).
Kiezers van D66, GroenLinks, PvdA en PvdD noemen voor meer dan 80% FVD of PVV. Andersom zien we ook hoge cijfers bij FVD- en PVV-kiezers over GroenLinks en D66. Vergelijken we de scores van FVD- en PVV- kiezers dan valt op dat bij FVD-kiezers CDA en VVD duidelijk minder genoemd wordt dan door PVV-kiezers.
Deze nieuwe verzuiling is ook bij de recente verkiezingen herkenbaar als men de uitslag per stembureau/wijk/dorp bekijkt. In veel ervan valt een grote oververtegenwoordiging te zien van één van de drie blokken.
Vervolgens is gevraagd welke partijen de ouders/verzorgers van de ondervraagden vroeger vooral stemden. Om hiermee de relatie proberen te leggen met de vorige verzuiling. (De helft van de respondenten heeft immers ouders die -ver- voor 1945 zijn geboren).
Vanzelfsprekend worden PvdA, CDA en VVD het meeste genoemd. Dat waren de partijen, die in de vorige eeuw samen doorgaans drie kwart of meer van de kiezers achter zich kregen. Daarnaast kregen we ook nog in voldoende mate voor dit overzicht de kleine linkse partijen (CPN, PPR, PSP, GroenLinks en SP) en D66.
Deze grafiek laat zien dat de oude zuilen niet sterk overkomen met de nieuwe zuilen:
- Van de kiezers die uit een CDA-nest komen, stemt nu 35% CDA of VVD (en 8% D66), 28% de linkse partijen en 23% de combinatie FVD, PVV of 50PLUS.
- Van degenen uit PvdA-huize stemt nu 46% links, 21% het eerste blok en 32% het derde blok.
- Degenen die uit VVD-huize afkomstig zijn stemt nu 44% het eerste blok, 20% links en 35% het derde blok.
- Alleen kiezers met ouders die vooral klein links stemden zien we een duidelijk zwaartepunt in links kiezen (66%). Zowel de kiezers van deze afkomst als kiezers waar de ouders D66 stemden zien we de laagste percentages in het derde blok (PVV, FVD en 50PLUS).
Geconcludeerd kan dus worden dat deze nieuwe verzuiling slechts in beperkte mate een relatie heeft met die van het eerste deel van de vorige eeuw.
Dat lijkt vooral te komen, omdat -zoals we al vaker in onze onderzoeken hebben aangetoond- die nieuwe blokken een duidelijke samenhang vertonen met de verwachtingen over de eigen financiele toekomst en hoe men aankijkt tegen de veranderingen in de samenleving. Ziet men het vooral als het geven van kansen of de toename van bedreigingen? De factor opleiding speelt daarbij ook een duidelijke rol. Die lijkt vooral gezorgd te hebben (en nog steeds te zorgen) dat de oude verzuilingsgrenzen zijn doorbroken en de nieuwe zijn ontstaan.
Ook op een andere manier is die nieuwe verzuiling te zien. Als we aan de respondenten vragen of men denkt dat de partner (als men die heeft) op dit moment dezelfde stemkeuze maak als de respondent, dan zien we een duidelijk beeld. 70% geeft aan dat dit inderdaad het geval is. En als het een andere partij is dan wordt er een partij genoemd, die in circa de helft van de gevallen van het “eigen blok” afkomstig is.
Bij PVV (85%), 50PLUS (83%), VVD (81% en SP (79%) zien we de hoogste scores.
De totaalcijfers laten zien dat maar 15% van de Nederlandse paren bestaat uit twee personen met een stemvoorkeur van een partij uit een ander blok. Vroeger noemde men zoiets “gemengde huwelijken”. Bij voorbeeld een katholiek die met een protestant trouwde.
(Wel moet aangetekend worden dat die stemkeuze niet expliciet aan de partner is gevraagd, maar gebaseerd is op het antwoord van de ondervraagde over de stemkeuze van hun partner. Ook hebben we de 11% die zegt het niet te weten buiten beschouwing gelaten. We schatten in dat in werkelijkheid dit percentage dus eerder in de richting loopt van de 25% dan de 15%. Maar ook dat betekent dat het overgrote deel van de bevolking een partner heeft met dezelfde politieke overtuiging/stemkeuze).
De cijfers van 50-75 jaar geleden zijn niet bekend, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat deze cijfers van toen niet fors verschillen met deze nieuwe verzuiling.
Ook op een andere manier is die nieuwe verzuiling zichtbaar. We hebben gevraagd of men denkt dat de beste vrienden van de ondervraagden over actuele politieke onderwerpen doorgaans dezelfde mening hebben als de ondervraagde zelf. Dan blijkt dat twee derde van de ondervaagden aangeeft dat dit geldt voor de meeste van die vrienden. (Ook dit is vanzelfsprekend slechts een inschatting van de respondent).
Deze nieuwe verzuiling lijkt ten grondslag te liggen aan de heftigheid en polarisatie van de politieke discussies van dit moment. Op de meeste van de belangrijk politieke onderwerpen van dit moment zien we het gebeuren. Daarbij is het evident, dat de leden van de verschillende nieuwe zuilen zich niet lijken te realiseren dat ze deel uitmaken van die nieuwe zuil en weinig tot geen respect hebben voor leden van de andere zuil(en). Een verschijnsel, dat ik al een tijd vergelijk met de manier waarop Ajax- en Feyenoord-supporters elkaar zien en met elkaar omgaan.
Volgende week gaan we dieper in op deze nieuwe verzuiling, maar dan op basis van de belangrijke actuele politieke onderwerpen.